Drie momenten die belangrijk zijn tijdens spel

Volgens Brouwers (2010) zijn er drie momenten waarop de rol van de peuterleidster van belang is tijdens spel:

  • Vooraf: het creëren van voorwaarden om spel tot ontwikkeling te laten komen.
  • Tijdens het spel: begeleiding geven binnen of buiten het spel.
  • Na afloop: terugblikken op de spelsituaties en daaruit conclusies trekken.

Ad a. Vooraf: Voorwaarden creëren voor de ontwikkeling van het spel

Om de spelontwikkeling een kans te geven, moet aan een aantal voorwaarden voldaan worden. Er moet voldoende tijd ingeruimd worden om te spelen. Als het spel op een hoger niveau komt, kunnen de kinderen soms dagenlang met hetzelfde spelthema bezig zijn. De peuterleidster zou die ontwikkeling moeten stimuleren (Brouwers, 2010). Daarnaast moet er voldoende ruimte zijn om te kunnen spelen, bijvoorbeeld verschillende speelhoeken. Deze verschillende (speel-)hoeken hebben elkaar bij het spel vaak nodig. Bijvoorbeeld als de kinderen in de winkel boodschappen gaan doen, kunnen ze in de knutselhoek taart maken die ze in de winkel kunnen verkopen. Ruimte bieden voor spel betekent ook kinderen de vrijheid geven om met zelfgekozen activiteiten bezig te zijn (Brouwers, 2010). Er moeten materialen zijn waarmee gespeeld kan worden. Het gaat om materiaal dat inspireert tot spelen (zoals een kassa, een weegschaal) en materialen waaraan het kind eigen betekenissen kan geven (zoals touw, dozen, lappen, enzovoorts.). Materiaal om mee te spelen, hoeft niet altijd speelgoedmateriaal te zijn; het kan ook gaan om materialen die de kinderen kennen uit de sociaal-culturele werkelijkheid, dus een echte telefoon of waterketel, enzovoorts. Wil de peuterleidster dat de kinderen de kans moeten krijgen om deel te nemen aan de sociaal-culturele werkelijkheid, dan moet ervoor gezorgd worden dat de kinderen, waar mogelijk, die echte wereld ook in de klas tegenkomen (Brouwers, 2010). 

Ad b: Begeleiding tijdens het spel

Om spelbegeleiding te kunnen doen, zijn een aantal richtlijnen geformuleerd:

  • Kinderen helpen zich in te leven in hun rol. Kinderen hebben vaak ondersteuning nodig om van het manipuleren met voorwerpen tot een rollenspel te komen.
  • Kinderen informatie bieden over de situatie die in hun spel centraal staat, bijvoorbeeld wanneer de kinderen in de bloemenwinkel spelen, kan de peuterleidster, als spelleider, informatie inbrengen over kassabonnen of (wens-/cadeau-)kaartjes die de kinderen aan een bloemenboeket kunnen hangen.
  • Kinderen helpen om de situatie en de handelingen te verwoorden. Taal structureert het denken en het handelen met andere woorden. Vaak nodigt de belangstelling van de peuterleidster de kinderen uit om over hun werk of spel te vertellen. Het verwoorden van de situatie geeft structuur aan het denken en het handelen van het kind.
  • Kinderen helpen om plannen en ideeën op elkaar af te stemmen. Samen spelen kan problemen met zich meebrengen. Voor peuters is het lastig om al die problemen zelf op te lossen. Hulp van de peuterleidster is daarbij. De peuterleidster kan in een dergelijke situatie helpen door een kind haar/zijn eigen spel te laten spelen op een ander plek of aandacht te vragen voor het spel waar andere kinderen al mee bezig zijn en haar/hem voor te stellen om mee te helpen met het spel. Als kinderen buitengesloten worden, kan de peuterleidster het kind bij het spel betrekken door suggesties te doen voor bepaalde rollen die in het spel nog niet zijn ingevuld.
  • Andere activiteiten bij het spel betrekken. Het spel wordt interessanter als de peuterleidster helpt de handelingsmogelijkheden uit te breiden door er andere activiteiten bij te betrekken, zoals lees- en of rekenactiviteiten, constructieve of beeldende activiteiten.
  • Nieuwe impulsen geven als het spel vast dreigt te lopen. Als kinderen uit zichzelf nog niet tot een verhaal komen, kan de peuterleidster verhaal ideeën aandragen.
  • Hulp bieden met materialen en middelen. Het aanreiken van geschikte materialen op het juiste moment kan een middel zijn om kinderen op nieuwe ideeën te brengen of om het spel te verrijken.
  • Helpen emoties uit te spelen. Kinderen gebruiken spel soms als een manier om allerlei dieperliggende emoties te uiten. Stel het kind slaat een babypop en gooit het in de vuilnisbak. De moet peuterleidster het kind laten zien, dat ze zijn/haar gevoelens accepteert: 'Je bent boos op de baby, he?' De peuterleidster helpt het kind dan om zijn gevoel te onderkennen en te hanteren. In het spel moet alles kunnen; het kan heel heilzaam werken om bepaalde gevoelens al spelend te uiten (Brouwers, 2010).

Er zijn ook momenten waarop de peuterleidster de kinderen begeleiding geeft buiten het spel: bij aanvang en na afloop van het spel.

  • Vooruitblikken: Bij aanvang van het spel, overlegt de peuterleidster met de kinderen over de spelsituatie, het spelscenario, de taakverdeling of over de middelen die nodig zijn. Bijvoorbeeld met de kinderen die in de ijswinkel gaat spelen, bespreekt de peuterleidster wat er gebeurt in een ijswinkel, wie de ijscoman is, wie voor de ijsjes zorgt, enzovoorts. Door met de kinderen samen vooruit te blikken, helpt de peuterleidster de kinderen zich een voorstelling te vormen van de situatie waarover ze gaan spelen.
  • Terugblikken: Na afloop krijgen de kinderen de gelegenheid aan andere kinderen te vertellen wat ze gedaan hebben. De peuterleidster stelt vragen. Bij het bespreken van de spelsituaties kan de peuterleidster ook extra informatie geven over het onderwerp (Brouwers, 2010).

Ad c: Reflecteren op spelsituaties

Tijdens het spelen en werken gebeurt er veel. Daarom is het nodig om na afloop de tijd te nemen om terug te kijken op wat er is gebeurd en hoe de peuterleidster daarmee verder kan. De reflectie bestaat uit twee belangrijke momenten: verslag ('Hoe ging het?') en bezinning op het vervolg ('Hoe ga ik daarmee verder?'):

Verslag

1. 'Hoe ging het?'

De peuterleidster bekijkt met de kinderen de eigen rol en naar de kwaliteit van de spelactiviteiten:

Daarbij kan de peuterleidster kijken naar de kinderen, de eigen rol en de kwaliteit van de spelactiviteit. De peuterleidster kan

a. Aangeven hoe de kinderen gespeeld hebben. Aandachtspunten daarbij zijn: (-) de betekenis van het spel voor de kinderen en (-) de spelontwikkeling van de kinderen

b. Iets zeggen over haar eigen rol. Aandachtspunten daarbij zijn: (-) de kwaliteit van de spelbegeleiding, en (-) het inbrengen van nieuwe kennis en vaardigheden.

c. Iets zeggen over de kwaliteit van de spelactiviteiten. Aandachtspunten daarbij zijn: (-) de betrokkenheid bij de verschillende spelsituaties, (-) Wat de kinderen geleerd hebben, en (-) de rol van het materiaal.

Bezinning op het vervolg: 

2. 'Hoe ga ik daarmee verder?

Aandachtspunten daarbij zijn:

  • Welke spelactiviteiten hebben een extra impuls nodig? Hoe gaat de peuterleidster dat doen?
  • Hoe kan de peuterleidster inspelen op de belangstelling van de kinderen?
  • Welke nieuwe spelactiviteiten of handelingsmogelijkheden kan de peuterleidster aanreiken?

Peuterleidsters kunnen bij de reflecties gebruik maken van foto's die ze tijdens het spelen van de kinderen gemaakt hebben, of Producten van de kinderen als illustratie en geheugensteun.

Reflecteren peuterleidsters elke dag, dan krijgen ze een overzicht over de kwaliteit van het spel. De reflecties helpen de peuterleidsters steeds beter zicht te krijgen op hoe het gaat met de spelontwikkeling van de kinderen en hoe de peuterleidster die kan ondersteunen (Brouwers, 2010).

Klik op het balkje hieronder voor het verslag. 

-  Brouwers, H. (2010). Kiezen voor het jonge kind. Bussum: Coutinho.


©2017 
Mogelijk gemaakt door Webnode
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin