Spelontwikkeling

Verschillende theoretici hebben een visie over de spelontwikkeling van het kind. De spelontwikkeling staat niet los van de verdere ontwikkeling van het kind op cognitief, motorisch, sociaal en emotioneel gebied. Hieronder worden de spelontwikkeling volgens Piaget en Vermeer beschreven.

Spelontwikkeling volgens Piaget

Piaget onderscheidt drie spelsoorten die hij ieder een eigen specifieke ('oefen-')functie toekent (Van der Poel & Blokhuis, 2008):

  • Het oefenspel ('practice play').
  • Het symbolische spel ('symbolic play').
  • Spelletjes met regels ('games with rules').

Ad 1: Het oefenspel is het herhalen van zintuigelijke en/of motorische handelingen buiten de gebruikelijke context, uitsluitend om het plezier in de handelingen zelf. Een voorbeeld hiervan is het telkens open- en dichtdoen van een deurtje. Wanneer het kind deze handeling net onder de knie heeft, beleeft het alleen al aan het open- en dicht doen van het deurtje veel plezier en biedt dit voldoende bevrediging. Het kind oefent de motorische en zintuiglijke vaardigheden (Van der Poel & Blokhuis, 2008).

Ad 2: In het symbolische spel stellen objecten, handelingen en/of personen andere, veelal afwezige, objecten en/of personen voor. Een aantal voorbeelden zijn het vadertje-en-moedertje, politie en dief of winkeltje spelen, enzovoorts. Dit spel leert het kind dat een voorwerp iets anders voor kan stellen. Deze spelsoort komt in dezelfde periode op gang als de ontwikkeling van taal. Daarnaast leert het kind symbolen te gebruiken (Van der Poel & Blokhuis, 2008).

Ad 3: In spelletjes met regels die bijna altijd samen met de anderen worden gespeeld, leert het kind regels en codes te herkennen en te hanteren. Deze regels en codes hebben betrekking op de sociale wereld. Voor het spelen laten de spelers zich leiden door vooraf afgesproken regels. Deze kunnen zijn (Van der Poel & Blokhuis, 2008):

  • Verzonnen regels: Bijvoorbeeld wie het snelste is.
  • Door eerdere generaties overgeleverd: bijvoorbeeld bij touwtje springen en knikkeren.
  • Door derden verzonnen: bijvoorbeeld bij bestaande gezelschapsspellen.

In het eerste anderhalf jaar beperkt het spel van het kind zich tot het oefenspel; het kind manipuleert door middel van voorwerpen. Peuters houden zich bezig met symbolisch spel. Het kind zijn/haar eerste symbolische spel is meestal een imitatie van wat het kind de ouders ziet doen. Een voorbeeld hiervan is het autorijden, eten klaarmaken, de pop fles geven, enzovoorts. In de kleutertijd krijgt het kind een sociaal karakter en er wordt meer met kinderen of volwassenen gespeeld. Ongeveer vanaf 7 jaar leren kinderen met spelregels omgaan en aanvaarden. Gezelschapsspelletjes zijn voor kinderen steeds aantrekkelijker (Verhulst, 2005).


Spelontwikkeling volgens Vermeer

In de indeling van Vermeer worden verschillende spelwerelden onderscheiden. Vermeer legt een relatie tussen spel en de opbouw van de persoonlijkheid. Dit is te zien in de indeling in verschillende spelsoorten, die zij spelwerelden noemt. De onderscheiden spelwerelden worden steeds groter naarmate het kind zich verder ontwikkeld. Vermeer onderscheidt de volgende spelwerelden (Van der Poel & Blokhuis, 2008):

  • Spel in de lichamelijke wereld.
  • Spel in de esthetische wereld.
  • Spel in de hanteerbare wereld.
  • Spel in de illusionaire wereld.

Ad 1 Spel in de lichamelijke wereld: Het kind speelt in deze wereld vooral door aanraken en tasten. Het kind speelt met vormloze materialen, zoals zand, klei of water. Kenmerkend voor het spel in deze wereld is, dat het kind door middel van de zintuigen het eigen lichaam en de wereld beleeft (Van der Poel & Blokhuis, 2008).

Ad 2 Spel in de hanteerbare wereld: Het kind speelt in deze wereld met materialen en laat zich leiden door de mogelijkheden van de materialen. Een voorbeeld hiervan is met een auto kan je rijden, maar het kan ook ergens ingedaan worden. Het spel in deze wereld is meestal heel actief (Van der Poel & Blokhuis, 2008).

Ad 3 Spel in de esthetische wereld: Dit spel laat zich meer door de vorm dan door de inhoud leiden. Een kenmerk van een spel in de esthetische wereld is het aanbrengen van orde. Het construeren van iets en het inrichten van een huis valt binnen deze spelwereld. Het spel is heel statisch/rustend (Van der Poel & Blokhuis, 2008).

Ad 4 Spel in de illusionaire wereld: In deze wereld is het spel thematisch opgebouwd en brengt een symbolische vorm tot uiting. Een voorbeeld is, dat een kind hele scènes speelt, wanneer het met het poppenhuis aan het spelen is (Van der Poel & Blokhuis, 2008).

- Poel, L. van der & Blokhuis, A. (2008). Wat je speelt ben je zelf. Over spel en spelbegeleiding. Met specifieke aandacht voor mensen met een verstandelijke beperking. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
-  Verhulst, F. (2005). De ontwikkeling van het kind. Assen: Koninklijke Van Gorcum BV


©2017 
Mogelijk gemaakt door Webnode
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin